Eerste zeven oecumenische concilies

Icoon van keizer Constantijn (midden), vergezeld door de bisschoppen van het Concilie van Nicea (325). Ze houden de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (381) vast.

De eerste zeven oecumenische concilies[1] zijn in de geschiedenis van het christendom een reeks concilies van 325 tot 787, waarvan de uitkomsten door verreweg de meeste christelijke kerken zijn aanvaard. Het gaat om:

Deze zeven gebeurtenissen vertegenwoordigden een poging van kerkleiders om te komen tot een orthodoxe consensus, vrede te herstellen en een verenigde christenheid te ontwikkelen.[2] Oosters-orthodoxe christenen, oriëntaals-orthodoxe christenen, de Kerk van het Oosten (nestorianen), anglicanen, oudkatholieken en rooms-katholieken herleiden allemaal de legitimiteit van hun clerus via de apostolische successie terug naar deze periode en daar voorbij, naar de voorafgaande periode die men het vroege christendom noemt.

Dit tijdperk begint in 325 met het Eerste Concilie van Nicea, dat daarom vaak wordt gezien als de afsluiting van de periode van het vroege christendom. Op dit concilie werd de Geloofsbelijdenis van Nicea vastgesteld. Deze is op het Eerste Concilie van Constantinopel in 381 gewijzigd als de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. Alle latere concilies hebben dit beschouwd als de hoeksteen van de orthodoxie aangaande de leer van de Drie-eenheid.

De Oosters-Orthodoxe Kerken en de Katholieke Kerk aanvaarden al deze zeven concilies als legitieme oecumenische concilies. De oriëntaals-orthodoxe kerken accepteren alleen de eerste drie, terwijl de Kerk van het Oosten alleen de eerste twee erkent. Er was ook nog het Concilie van Trullo of "Quinisextum" (692), een extra concilie tussen het zesde en zevende oecumenische concilie dat regels vaststelde over organisatie, liturgie en de canon van de Bijbel, maar geen uitspraken deed over theologie. Het wordt alleen door de oosters-orthodoxe kerken aanvaard als oecumenisch, maar geen nummer gegeven; het wordt gezien als voortzetting van het zesde concilie. De katholieke Kerk verwerpt het Concilie van Trullo,[3][4] maar is van mening dat er nog veel andere "oecumenische concilies" zijn geweest (met als voorlopige laatste het Tweede Vaticaans Concilie, 1962–5) na de eerste zeven.

Bronnen, noten en/of referenties
  • Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel First seven ecumenical councils op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
  1. Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993–2002) s.v. "orthodoxe kerken". Microsoft Corporation/Het Spectrum.
  2. Diehl, Charles. The Cambridge Medieval History. Cambridge University Press, Cambridge, "1: Leo III and the Isaurian Dynasty (717-802)", p. 21. ISBN 9785872870395. Gearchiveerd op 12 december 2020. Geraadpleegd op 1 februari 2016 "... Tarasius ... skilfully put forward the project of an Ecumenical Council which should restore peace and unity to the Christian world. The Empress [...] summoned the prelates of Christendom to Constantinople for the spring of 786. ... Finally the Council was convoked at Nicaea in Bithynia; it was opened in the presence of the papal legates on 24 September 787. This was the seventh Ecumenical Council."
  3. Schaff's Seven Ecumenical Councils: Introductory Note to Council of Trullo: "From the fact that the canons of the Council in Trullo are included in this volume of the Decrees and Canons of the Seven Ecumenical Councils it must not for an instant be supposed that it is intended thereby to affirm that these canons have any ecumenical authority, or that the council by which they were adopted can lay any claim to being ecumenical either in view of its constitution or of the subsequent treatment by the Church of its enactments.". Gearchiveerd op 9 februari 2023.
  4. Encyclopædia Britannica "Quinisext Council". Encyclopædia Britannica. Geraadpleegd 14 februari 2010. "De westerse kerk en de paus waren niet vertegenwoordigd op het concilie. Justinianus wilde echter dat zowel de paus als de oosterse bisschoppen de canons zouden ondertekenen. Paus Sergius I (687–701) weigerde te tekenen en de canons zijn nooit geheel aanvaard door de westerse kerk". Gearchiveerd op 7 oktober 2014.